Cler. Luik, I. 1415 (1415-1449) Den Bosch Meester Henric vanden Dungen, zoon van Henric (van) Mughovel, zoon van Matheeus (van) Mughovel, werd waarschijnlijk in Den Dungen geboren. Deze plaats lag deels in de Vrijdom van Den Bosch en deels binnen het territorium van de schepenbank van St.Michielsgestel. In dit laatste gedeelte, het huidige Maaskantje, lag de locatie of het slotje Mugheuvel waaraan meester Henrics vader en grootvader hun naam ontleenden. Zijn moeder was Lysbeth, dochter van Henric vanden Doren. Lysbeth had een broer Dirc en een zuster Aleyt die getrouwd was met Peter Polslauwer (zie nr.318). Meester Henric had zelf nog drie broers: Matheeus, Willem en Wellen (van) Mughovel. Vermoedelijk had hij ook nog een zuster Yda. Op 5 augustus 1415 stelde meester Henric als notaris in Den Bosch het testament op van Jan vanden Kelre, zoon van Arnt Stamelart vanden Kelre, en van zijn echtgenote Engel (Angela). Van dit testament werden vier exemplaren vervaardigd, waarvan er minstens twee werden geïngrosseerd door Jacop Groy (nr.153). In één van de exemplaren vermeldt de notaris als zijn eerste naam niet de Dunghen maar kortweg Dunghen, een variant die ook in latere bronnen veel voorkomt. Zijn signet bestond uit twee doorntakken met in de voet de achternaam van zijn moeder: Doren. Afgezien van dit ene testament zijn geen notariële akten van meester Henric bekend. 1) Volgens een document uit 1449 promoveerde hij omstreeks 1416 tot magister in artibus. Het is niet bekend aan waar hij deze graad behaalde, maar vermoedelijk gebeurde dit aan de universiteit van Parijs. Op 30 januari 1417 machtigde Jan vanden Kelre ten overstaan van schepenen van Den Bosch magister Henricus de Dunghen nog tot het innen van zijn pachten en cijnzen. Niet lang daarna zal meester Henric naar Leuven verhuisd zijn want op 19 april 1422 wordt magister Henricus van Mughovel alias dictus vanden Dunghen vermeld als rector studii Lovaniensis. Met studium zal de Latijnse School van Leuven bedoeld zijn aangezien de universiteit pas in 1426 werd opgericht. Later vertrok meester Henric naar Parijs waar hij vanaf 1427 aan de universiteit les gaf in de artes of vrije kunsten. Hij gaf zijn colleges in een als school ingericht huis zoals gebruikelijk was. Het huis functioneerde tevens als zijn woonhuis en dat van een aantal van zijn studenten. Hieronder waren zowel Zuid-Nederlanders, die net als hij bij de Picardische natie waren ingedeeld, als Noord-Nederlanders, die tot de Engels-Duitse natie behoorden. In de raadsbesluiten en de rekeningen van deze laatste natie, welke besluiten in tegenstelling tot die van de Picardische natie voor deze periode wel zijn overgeleverd, komt de naam magister Henricus (de) Dunghen regelmatig voor. Hij trad onder meer op als borg voor studenten die de natie niet tijdig het vereiste tentamengeld konden betalen. Zo stelde hij zich op 6 april 1428 door middel van een eigenhandig geschreven betalingsbelofte garant voor enkele studenten die nog geld aan de natie schuldig waren, hetgeen werd goedbevonden onder voorwaarde dat hij Parijs niet zou verlaten voordat er betaald was. Op 7 april 1429 verzocht hij de bestuurders van de natie om Everardus de Boelzwardia alsnog de graad van baccalaureus toe te kennen. Deze had twee jaar in Parijs gestudeerd en zijn tentamen met goed gevolg afgelegd maar had toen niet genoeg geld gehad om voor zijn tentamen te betalen. Hij was inmiddels een jaar thuis geweest en nu teruggekeerd om zijn schuld af te betalen. Het verzoek werd goedgekeurd zodat Everardus niet voor niets twee jaar in Parijs had doorgebracht. In de periode 1431-1435 stond meester Henric ook regelmatig borg voor meester Peter van Gouda uit Leiden die in 1428 rector van de Engels-Duitse natie was. In 1432 moest magister Henricus Düngen naar aanleiding van zo’n borgstelling 25 pond betalen aan de penningmeester van de natie. 2)
Meester Henric behaalde in deze tijd ook het baccalaureaat in de theologie en van 1430 tot 1433 wordt hij genoemd als cursor ofwel baccalaureus currens in de theologie. Hij was in 1430 niet in Parijs aanwezig verbleef hij in andere plaatsen om daar "met grote ijver de vrije kunsten en de doctrines van de filosofen te onderwijzen". De theologische faculteit verzocht toen aan de paus dat meester Henric ondanks zijn afwezigheid toch de beneficies mocht laten reserveren die dat jaar achter zijn naam vermeld werden op de rotulus, wat de paus vervolgens aan deze celeberrimus toestond. In september 1433 promoveerde meester Henric aan de theologische faculteit tot bacalaureus sententiarum en in 1435 tot baccalaureus formatus. 3)
Op 4 juni 1435 werd magister Heinricus de Dunghen aan de nieuwe universiteit te Leuven toegelaten tot de raad van de artes-faculteit en van oktober 1435 tot 1441 wordt hij ook vermeld als docent van die faculteit. In of vóór 1440 werd hij lid van de theologische faculteit want op 31 augustus 1440 werd hij als kandidaat van deze faculteit voor een trimester verkozen tot rector academie. In deze functie stond hij tot 29 november van dat jaar aan het hoofd van de universiteit en had hij met name grote bevoegdheden op het gebied van de jurisdictie. Als de competente rechter voor alle personeelsleden en studenten van de Leuvense universiteit kon hij zelfs de doodstraf uitspreken. Doorgaans bleef het echter bij geldboetes. Van 1436 tot 1447 komt zijn naam ook regelmatig voor in de besluiten van de universiteitsraad. Zo verzocht hij de raad op 10 december 1440 namens de bode van de universiteit dat deze van zijn salaris elk jaar alleen een tabbaard zou hoeven kopen en dat hij het geld voor zijn kap en schoenen aan zijn blinde vrouw zou mogen besteden. In 1447 zat meester Henric namens de artes-faculteit zelf in de universiteitsraad. Hij komt voor het laatst voor in het verslag van een vergadering van die raad gehouden op 13 maart 1449 toen namens hem verzocht werd om wettelijke bescherming tegen een tollenaar. In een verzoekschrift dat de universiteit in hetzelfde jaar aan de paus richtte wordt zijn loopbaan nog eens kort samengevat: "Henricus de Dunghen, artium magister triginta tribus annis et in sacra theologia baccalarius formatus duodecim annis, qui plurimis annis rexit in artibus." 4)
|
Noten | |
1. | GAH, RA 1187, fo.63r (17 jan.1409), RA 1190, fo.83r (1416/17), RA 1196, fo.231v (17 en 27 apr.1427), RA 1199, fo.365v (1428/29), RA 1200, fo.281r (12 dec.1429), RA 1209, fo.288r (22 jan.1439), RA 1210, fo.189v (1439/40), RA 1212, fo.262r (16 juli 1442), RA 1219, fo.337r (1449/50), RA 1246, fo.198r (29 apr.1477); Van Minderhout, Zes eeuwen Den Dungen, 3; Bijlage II 94.1, 94.2; Vgl.: De Bekker, "Een paar akten", 10-14. |
2. | GAH, RA 1190, fo.83r (30 jan.1417), RA 1193, fo.91r (19 apr.1422); Denifle, Chatelain, Liber procuratorum nationis Anglicanae (Alemanniae), II 371, 374, 381, 383, 384, 407, 410, 456, 457; Gabriel, Boyce, Liber receptorum nationis Anglicanae (Alemanniae), 20, 21, 25, 34, 49, 57, 58, 63, 65, 67, 72; Een magister Johannes de Dungen uit Brabant, die onder meer rector was van Nuland en kanunnik van de Bossche St.Jan, werd in 1367 als lid van de Picardische natie gekozen tot rector van de Parijse universiteit, zie: Bijsterveld, Laverend, 305, I 325 nr.2614. |
3. | Denifle, Chartularium, IV 529 nr.2393 ("alio tamen locorum versatus edocendis liberalibus artibus et philosophorum doctrinis sedulo deditus erat"), 554 nrs.2434 en 2435; Denifle, Chatelain, Liber procuratorum nationis Anglicanae (Alemanniae), II 371 noot 1; Zie over de rotuli: Bijsterveld, Laverend, 59. |
4. | Reusens, Matricule, I 73 nr.3; Reusens, "Promotions", 1 (1864) 411, 412, 415, 2 (1865) 222, 223, 224, 227; Reusens, Actes, I xii-xiii, 269, 302, 313, 338, 362, 383, 385, 386, 389, 393-394, 421, 470; Van Hove, Actes, II 13, 89, 143; Zie ook: GAH, RA 1219, fo.337r (1449/50). |
Geertrui Van Synghel, De stedelijke secretarie van 's-Hertogenbosch tot ca. 1450 (2007) 166